vrijdag 15 april 2011

Hij doet het, hij doet het! Maar… je zei dat hij niet gevaarlijk was!

Inderdaad: zoals gedacht en verwacht: alweer een dol avontuur, ervaring, … rijker.

Dinsdagochtend om 4.30u ging de wekker af: veel te vroeg opstaan; snel ontbijten en douchen; met veel te kleine oogjes op de bus staan wachten. Om 8.30u zou onze bus naar Atjoni in de stad vertrekken, maar we besloten om met de staatsbus te gaan (die kost 20 SRD i.p.v. 70): proppen, duwen en trekken, en ja, nog maar een beetje duwen om alles en iedereen toch maar op die bus te krijgen. Marit had een beetje pech: ze zat naast een dikke madam, die in het begin van de busrit op de koop toe ook nog eens haar sjakos op Marit’s schoot zwierde.

Nog geen half uur na vertrek: hup, iedereen weer van de bus voor een eerste tussenstop. Om 10.45u stopten we alweer; deze keer om een ijsje te kopen. Vanaf de zijweg van de Afobakkaweg moesten we nog zo’n 94 km rijden naar Atjoni. We werden steeds meer omringd door bomen, de weg werd smaller en smaller en vooral steeds hobbeliger, met steeds meer putten en stof,…

Maar… we geraakten er! Aangekomen op Atjoni zagen we Nelson (onze gids) terug en stapten we over op een iets leuker vervoersmiddel: de Knini Paati- korjaal. Het tochtje naar Knini Paati liet ons allevier zo goed als sprakeloos achter. We moesten zo’n 45 min varen op de Surinamerivier alvorens op onze verblijfplaats aan te komen. Knini Paati is gelegen aan de Velulasi Sula (sula= stroomversnelling): prachtig uitzicht, wederom.

Na een (lekkere) maaltijd verorberd te hebben, besloten we om te gaan baden in de rivier: Nelson zei ons dat er piranha’s zaten, maar verzekerde ons dat ze niet gevaarlijk waren. Na toch een beetje te hebben getwijfeld, besloten we ’t erop te wagen. Gevolg: zalig genieten (na de eerste kou te hebben overwonnen) van een natuurlijk bubbelbad en krabben (of takken, hé Marit?) die aan onze tenen zaten te knabbelen. Op een verdere ontdekkingstocht doorheen de tuin ontdekten we een zotte hangbrug over het water: hoogtevrees overwinnen en Nelson achterna!

Ons eerste avondmaal: cassavesoep. Lekker, en dan vooral omdat deze soep niet half zo pikant was als de laatste die Shirley had klaargemaakt. Na het avondeten probeerden we om een piranha te vangen: eerst leek alles op een sisser uit te draaien, maar plots begon Nelson te roepen: pas op, pas op! Achteruit! Wat ik toen zag, had ik nooit verwacht: ik dacht namelijk  dat piranha’s relatief kleine visjes waren (jawel, gebaseerd op de beruchte film). Niet dus, want hij had een kanjer van een vis gevangen. Het woord ‘indrukwekkend’ is hier wel op z’n plaats, vooral toen Nelson zijn mes tussen de tanden stak om te bewijzen hoe scherp de tanden van de piranha wel waren. ‘Hij doet het, hij doet het’- ‘Pas op voor jullie vingers en tenen’- gevolgd door mijn (droge, ik geef het toe) woorden: ‘je had gezegd dat het niet gevaarlijk was!’.

We ontdekten in het onderdak van het kamp ook een nest van een vogelspin, bijna boven de plek waar we zaten te eten. De spin zelf was nergens te bespeuren; volgens Nelson was hij ‘eventjes gaan wandelen’.
We gingen alle vier vroeg slapen, want het was  een lange en vermoeiende dag geweest. ’s Ochtends bij het ontbijt arriveerde Nelson met onze bootsman en meldde ons bijna met trots dat hij voor ons een ayumara (= woolfish) had meegebracht, een roofvis die in Suriname zeer geliefd (en dus duur) is. 

We vertrokken met de korjaal voor een ongeveer 4 uur- durend tochtje (dat was de vooropgestelde tijd, tenminste). Onze eerste tussenstop op weg naar Pikin Slee (onze ‘eindhalte’) was in Laduani: daar was de polikliniek. Mensen krijgen hier de eerste (basis)zorgen toegediend, maar als het te ernstig is of als mensen langdurig ziek zijn, dan worden ze overgevlogen naar de stad. Vanuit Laduani gingen we verder naar New Aurora, waar we een schooltje gingen bezoeken. Nelson had 50 t-shirts geregeld via Unicef, met allemaal verschillende (voorlichtings)tekstjes over alcohol, drugs,… Na het bezoek aan de school (waar Marit en ik ons trouwens niet zo goed bij voelden: het was net alsof we naar de zoo gingen) zetten we onze tocht verder: aan de overkant van Gujaba waren vrouwen bezig aan een welnesstraining. De cursus werd georganiseerd door een zakenvrouw (dat was wel overduidelijk) die de vrouwen aanleerde om natuurlijke (massage)oliën, scrubs,… te maken. De cursus was gratis voor de vrouwen, maar later hoorden we van Nelson wat (volgens hem) de ware bedoeling was: de vrouwen gebruiken om olie, zeep, … op grotere schaal te produceren, de producten opkopen voor een oneerlijke prijs en vervolgens in de stad verkopen voor een veel hogere prijs. Ze kon het alvast goed uitleggen, een echte marketeer  als je ’t mij vraagt. In Gujaba (het grootste marrondorp) was het alvast verboden om foto’s te maken (zowel van de mensen als van huizen, korjalen,…) , terwijl we bij aankomst bij de training zelf als gegeerde fotomodellen moesten functioneren. De laatste stop was die op Pikin Slee, bekend om het prachtige houtsnijwerk dat we doorheen het dorp konden bewonderen. De werken leidden ons naar het museum, dat pas in 2010 geopend was. Echt de moeite waard, en ook de shop maakte onze dag ;-) Nadat we allemaal ons geld hadden uitgegeven, keerden we terug naar Knini Paati, om alweer een lekker (na)middagmaal binnen te spelen. Na een beetje rust, zouden we een wandeling maken in het bos (lees: regenwoud): echt indrukwekkend en best wel spannend, met al die beestjes en zelfs beesten.

Eenmaal terug, besloten we nog een duik te nemen en genoten we van de mooie zonsondergang. Na dit alweer prachtige moment gingen we op zoek naar kaaimannen (jaja, jajaat): we hadden er ’s ochtends al één gezien; in de namiddag trouwens ook vogelspinnen teruggevonden in de ananasplanten. De zoektocht naar de kaaimannen was er één met succes, maar het was donker, de kaaiman was klein en zat onder water, dus echt spectaculair was het niet. Het woord ‘spectaculair’ paste op dat moment wél bij de prachtige sterrenhemel en het moment. WAUW.

We hadden nog een gezellige avond, maar na het ontbijt de volgende ochtend was het jammer genoeg al tijd om afscheid te nemen van deze prachtige plaats, maar niet vooraleer we onze piranha- tanden hadden opgeëist! We gingen vanaf dat moment op stap met de kop van een piranha in onze frigobox!

Na een: 1. Platte band (‘eventjes oppompen’); 2. Helse rit; 3. Klapband en 4. Wonde op Herlinde’s hoofd, kwamen we in het gezelschap van souvenirs, een piranha- kop, een nooit- te- vergeten- ervaring en vooral 40 vingers en 40 tenen, terug aan op Meursweg 105!

2 opmerkingen:

  1. Hallo
    Het was weeral een tijdje geleden dat ik naar de blog keek. Jullie schrijven heel boeiende dingen. Over piranhas en vogelspinnen amaai. Ik denk niet dat ik het zulke lieverdjes zou vinden.Ik bekeek ook de fotos. Prachtig.Nog veel plezier de komende tijd want jullie zijn nu toch bijna hafweg he.
    Nog vele Leekse groetjes en tot de volgende keer

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Net terug uit Suriname en kwamen hier terecht in een regenseizoen (al bleek het hier ook mooi te zijn geweest. Suriname... we missen het reeds !
    Groeten aan allen uit de Meursweg, ook aan alle Chinezen :)
    Michel

    BeantwoordenVerwijderen